Kaders

Kaders

Terug naar navigatie - Kaders

In het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) staat dat de raad een programmabegroting op moet stellen die bestaat uit een beleidsbegroting en een financiële begroting. De beleidsbegroting bevat tenminste het programmaplan en zeven verplichte paragrafen. Het programmaplan bestaat uit door de raad gedefinieerde programma’s.

Programma’s zijn een samenhangende verzameling van producten en activiteiten, die gericht zijn op het bereiken van vooraf bepaalde maatschappelijke doelen en effecten. In het kader van de nieuwe BBV-richtlijnen zijn hieraan prestatie-indicatoren gekoppeld (bron waarstaatjegemeente.nl). Het programmaplan bevat tevens een integrale opsomming van de baten en lasten. De eisen hiervoor zijn opgenomen in artikel 8 van het Besluit Begroting en Verantwoording. Daarnaast heeft de gemeenteraad een financiële verordening vastgesteld waarin nadere kaders zijn gesteld ten aanzien van planning, budgetbewaking en rapportage. Jaarlijks wordt voorafgaand aan de begrotingsvoorbereiding een perspectiefnota vastgesteld waarin het nieuw/gewijzigd beleid en de financiële uitgangspunten zijn opgenomen.

Indeling begroting

Terug naar navigatie - Indeling begroting

Programma's

Met ingang van  2015 is de begroting ingedeeld in vier programma's, zeven verplichte paragrafen en vier niet verplichte paragrafen. Deze indeling weerspiegelt de keuzes die in het collegeprogramma zijn gemaakt. De begroting is verder onderverdeeld in producten, die als deelprogramma's gezien kunnen worden. De nadere uitwerking van de producten in een productbegroting is aan het college opgedragen. Deze ligt tezamen met tal van calculaties en gedetailleerde ramingen ten grondslag aan de programmabegroting.

De programma's zijn gekoppeld aan de portefeuilles van de burgemeester en wethouders en zijn respectievelijk:  

  1. Bestuur & Veiligheid;
  2. Financiën, Economie en grote projecten;
  3. Ruimte;
  4. Samenleving. 

Tezamen vormen deze het programmaplan, dat zowel de inhoud (doelen en middelen) van de begroting als de verdeling van baten en lasten bevat. Binnen dit plan is een totaal van enkele honderden maatregelen gedefinieerd: investeringen, lopende activiteiten, projecten en klussen die u op de beleids- en beheersagenda heeft geplaatst. Over deze maatregelen zal met regelmaat gerapporteerd worden aan management, college en raad, binnen ieders respectievelijke verantwoordelijkheden en informatiebehoefte.

 

Toegevoegde onderdelen a.g.v. de BBV-wijzigingen

Met ingang van het begrotingsjaar 2017 gelden er nieuwe BBV-richtlijnen van kracht. Eén van de aanpassingen is dat de apparaats- en personeelskosten die niet direct betrekking hebben op het primaire proces niet meer mogen worden verwerkt in het uurtarief maar als 'overheadkosten' apart inzichtelijk moeten worden gemaakt. Een andere wijziging is dat de 'algemene dekkingsmiddelen' en de raming voor 'onvoorzien' ook afzonderlijk moeten worden getoond.

 

Deze onderdelen zijn toegevoegd na de programma's:

  •  Overzicht overhead;
  • Algemene dekkingsmiddelen;
  • Onvoorzien.

 

Paragrafen

Naast de verplichte paragrafen zijn er een viertal niet verplichte paragrafen toegevoegd, op de gebieden duurzaamheid, handhaving dienstverlening en deregulering. Dit zijn thema's die deze bestuursperiode bestuurlijk aandacht vragen én die door de gehele begroting spelen, reden om ze als paragraaf op te nemen. Deze paragrafen geven elk vanuit een ander perspectief een “doorsnede” van de begroting. Op punten zijn de paragrafen tamelijk technisch van aard. Het zijn: 

  • Weerstandsvermogen en Risicobeheersing;
  • Grondbeleid;
  • Onderhoud kapitaalgoederen;
  • Verbonden partijen;
  • Lokale heffingen;
  • Financiering;
  • Bedrijfsvoering;
  • Duurzaamheid en Cittaslow (niet verplicht);
  • Handhaving (niet verplicht);
  • Dienstverlening (niet verplicht);
  • Deregulering (niet verplicht).

Prestatie - indicatoren

Terug naar navigatie - Prestatie - indicatoren

Landelijk is er een set van prestatie-indicatoren ontwikkeld die verplicht in de begroting is opgenomen. Deze indicatoren zijn een verlengstuk van de 3-W vragen (Wat willen we bereiken, Wat gaan we daarvoor doen en Wat mag het kosten) en geven meer inzicht in hoe een gemeente functioneert op tal van terreinen. Door het verplichte karakter wordt de onderlinge vergelijkbaarheid tussen gemeenten sterk verbeterd. Genoemde prestatie-indicatoren zijn grotendeels opgenomen bij de desbetreffende programma's (34 in totaal) en zijn afkomstig van de website Waarstaatjegemeente.nl. Bij de paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing zijn er financiële indicatoren toegevoegd en bij de paragraaf Bedrijfsvoering zijn er indicatoren opgenomen voor de formatie en bezetting (onderdeel Personeelsbeleid) en voor het overheadpercentage (onderdeel Planning & Control).

De indicatoren zijn ontwikkeld door de commissie BBV en de commissie Depla en zijn voor iedere gemeente gelijk. Deze indicatoren worden regelmatig gecontroleerd en zo nodig wordt met de verantwoordelijke instantie contact opgenomen om deze aan te passen. Actuele gegevens zijn niet altijd beschikbaar daarom zijn sommige indicatoren minder recent. Het verplichte karakter betekent dat we als gemeente geen invloed hebben op welke indicatoren er zijn opgenomen en welke periode per indicator is genomen.

Afstemming vanuit de perspectiefnota

Terug naar navigatie - Afstemming vanuit de perspectiefnota

De begroting is opgesteld conform de financiële kaders zoals deze zijn opgesteld in de Perspectiefnota 2018-2021. Deze nota is vastgesteld in de raadsvergadering van 26 juni 2017.

Op het punt van de indexeringen in het meerjarenperspectief is aangesloten bij de cijfers uit de meicirculaire 2017 van het rijk en de interpretatie daarvan door de provinciaal toezichthouder. Op grond hiervan is er een indexering voor 2018 van 1,60% voor de reguliere posten. De salarissen voor 2018 zijn geraamd o.b.v. de recentste Cao-afspraken. Voor de jaren 2019-2021 is rekening gehouden met een indexeringspercentage van 2,4%.

De financiële analyse van verschillen tussen deze en de voorgaande begroting is beperkt tot bedragen die meer dan € 50.000,- afwijken, of die anderszins vanuit bestuurlijk oogpunt van belang zijn om te vermelden.