Dekkingsplan

Elk jaar wordt als sluitstuk van de begrotingsvoorbereiding een dekkingsplan opgesteld. Hierin zijn de maatregelen opgenomen die nodig zijn om tot een sluitende meerjarenbegroting te komen.

Ten gevolge van het realistisch ramen (perspectiefnota 2019-2023) en het effect van de Meicirculaire 2019 is het meerjarenperspectief wederom fors negatief. Wederom, omdat ook de vorige meerjarenbegroting 2019 e.v. al een fors tekort kende.

Anders dan vorig jaar is er niet voor gekozen om deze tekorten te dichten met drastische (beleids)inhoudelijke ombuigingen, maar met financieel technische maatregelen. Kenmerk van een financieel technische maatregel is dat deze  geen weerslag heeft op inwoners en samenleving. De financieel technische maatregelen zijn in onderstaande tabel weergegeven en daarna per maatregel toegelicht.

Aanpassing ramingen salarissen

Voor de jaren 2019 t/m 2023 is de stijging van de salarissen jaarlijks geraamd op 3,5%. Onlangs is voor de jaren 2019 en 2020 een nieuwe CAO afgesloten. Ook heeft er een neerwaartse bijstelling plaatsgevonden van de looncomponent, die het rijk aan gemeenten  via het Gemeentefonds (algemene uitkering) vergoedt. Het rijk gaat hierbij zelfs uit van een loonontwikkeling van 2,3% voor het jaar 2023. Gelet op deze ontwikkelingen ramen wij  voor het jaar 2020 de werkelijke loonkosten in onze meerjarenbegroting (dus op basis van CAO). Voor 2021 tot en met 2023 ramen wij aan de lastenkant de loonstijgingspercentages die door het Rijk in de Meicirculaire 2019 aangegeven worden en vergoed worden aan gemeenten (2021; 3% en voor de jaren 2022 en 2023; 2,5%). Dit betekent in het meerjarenperspectief een fors voordeel ten opzichte van de 3,5% die wij in onze huidige meerjarenraming aan de lastenkant hebben geraamd.

Raming loon- en prijsontwikkeling Sociaal Domein

Jaarlijks ramen wij in de meerjarenbegroting aan de batenkant een percentage aan loon- en prijsontwikkelingen die voor het sociaal domein via het Gemeentefonds (algemene uitkering) vergoed wordt. De daadwerkelijke rijksvergoeding voor loon- en prijsontwikkelingen Sociaal Domein wordt pas bekend gemaakt en vergoed via de Meicirculaire van dat lopende jaar. Zo hebben wij vorig jaar voor het begrotingsjaar 2019 e.v. een bedrag van €300.000,- voor loon- en prijsontwikkeling geraamd. Via de Meicirculaire 2019 (ontvangen op 31 mei 2019) is de compensatie loon- en prijsontwikkelingen voor het sociaal domein voor het jaar 2020 e.v. definitief bekend gemaakt. Voor onze gemeente levert dit een voordeel op van €75.000,- per jaar. Hoewel deze financieel technisch maatregel dus alleen over de batenkant gaat, merken wij op dat wij aan de lastenkant in het meerjarenperspectief onze uitgaven reëel hebben geraamd.

Afgesloten langlopende geldleningen

De rente is op dit moment extreem laag en is zelfs negatief geworden voor langlopende geldleningen.  In onze meerjarenbegroting 2020-2023 is oorspronkelijk uitgegaan van een rentepercentage van 2% voor toekomstige, nog af te sluiten geldleningen. Door hierop te anticiperen zijn reeds nu drie meerjarige vaste geldleningen voor in totaal €26 miljoen afgesloten; Het bedrag van de 1e geldlening is meteen gestort; de 2e en 3e geldlening worden gestort op 1 januari 2022. Hierdoor is er, ten opzichte van het oorspronkelijk geraamde rentepercentage, verdient op de rentekosten, oplopend tot €312.756,- in 2023.

Richtlijn ramen extra middelen jeugdzorg in meerjarenraming

Blijkens de Meicirculaire 2019 stelt het rijk voor de jaren 2019 t/m 2021 extra gelden beschikbaar voor jeugdzorg. Landelijk betreft dit in totaal €1 miljard.

In een brief aan de VNG heeft het Ministerie van VWS aangegeven dat in overleg met de provinciaal toezichthouders, zal worden gekeken wat dit betekent voor de jaren 2022 en 2023. Dit in afwachting van een landelijk onderzoek naar de lasten en de baten in de jeugdzorg.

Voor de ramingen in 2022 en 2023 is in gezamenlijk overleg tussen de ministeries van BZK, Financiën en VWS, de VNG en de provinciale toezichthouders een richtlijn opgesteld. De richtlijn staat gemeenten toe voor de jaren 2022 en 2023 (dus de jaren waarvoor in de Meicirculaire geen extra middelen zijn opgenomen), een stelpost te ramen voor nog te verwachten extra rijksmiddelen. Deze richtlijn wijkt af van de wijze waarop de Provincie normaal gesproken de raming van stelposten beoordeelt.

Doordat wij gebruik maken van deze richtlijn betekent dit wel dat een reserve moet worden aangewezen, die ons in staat stelt de door ons geraamde (extra) bedragen voor 2022 en 2023 af te dekken indien die niet daadwerkelijk worden gerealiseerd.

 

Waarom financieel technische maatregelen?

Een meerjarenbegrotingstekort kan op verschillende manieren gedekt worden (denk aan inkomstenverhoging, bezuinigingen lasten, afstoten taken e.d.).

De vraag kan gesteld worden waarom dit keer gebruik gemaakt wordt van financieel technische maatregelen ter afdekking van het tekort en niet van andere mogelijkheden. En waarom bijvoorbeeld vorig jaar is ingezet op ombuigingen en geen gebruik is gemaakt van financieel technische maatregelen.

Er is een aantal redenen waarom wij dit keer gebruik maken van financieel technische maatregelen.

Ten eerste doen voornoemde financieel technische mogelijkheden zich dit jaar voor; vorig jaar waren deze mogelijkheden er niet. Ad 1 en ad 2 volgen rechtstreeks uit de Meicirculaire 2019, terwijl de ontwikkeling van de rentestand (ad 3) ook varieert en momenteel historisch laag is. De 4e maatregel is zelfs bewust gecreëerd in het overleg tussen ministeries en provinciaal toezichthouders. Kortom: alle maatregelen komen voort uit situaties die thans wel en vorig jaar niet aan de orde zijn.

Ten tweede hebben wij gekeken naar de oorzaken van het tekort. Anders dan vorig jaar worden de tekorten dit keer niet veroorzaakt door stijgende lasten waarop we als gemeente zelf kunnen sturen, maar hoofdzakelijk door lagere rijksmiddelen. Daarom was vorig jaar de forse lastenstijging aanleiding om over te gaan op inhoudelijke ombuigingen (lastenverlaging). Dit keer hebben we te maken met fors lagere rijksmiddelen. De ervaring leert dat het verloop van de rijksmiddelen uiterst grillig is en jaarlijks sterk kan fluctueren. Deze grilligheid verhoudt zich niet met structurele, onomkeerbare bezuinigingen op ons voorzieningenniveau (bijv. sluiten voorzieningen).

Tot slot en niet onbelangrijk wordt momenteel landelijk gestudeerd op een herverdeling van het Gemeentefonds. Wel is nu al duidelijk dat daardoor het Gemeentefonds vanaf 2021 op z’n kop gaat. Voor gemeenten kunnen de herverdeeleffecten fors zijn; er zullen voor- en nadeelgemeenten ontstaan. Ook voor onze gemeente ontstaat er vanaf 2021 financieel een andere situatie.

Door deze onzekerheid prevaleren wij financieel technische maatregelen boven het (opnieuw) fors bezuinigen op ons voorzieningenniveau. Wij vinden het onaanvaardbaar om bijvoorbeeld nu voorzieningen definitief af te breken, indien een jaar later (na herverdeling gemeentefonds) zou blijken dat dit onnodig was.

Als laatste is de begroting nog op enkele punten aangepast en bijgesteld. Deze aanpassingen zijn  in onderstaande tabel opgenomen en eronder toegelicht.

Aframing hondenbelasting / dekking precariobelasting

De raad heeft in de vergadering van 15 en 16 juli 2019 bij amendement besloten om af  te zien van de invoering van hondenbelasting. Tevens is besloten om voor de jaren 2020 en 2021 de precariobelasting te gebruiken als alternatief dekkingsmiddel voor de jaarlijks geraamde opbrengst van €60.000,-. De dekking voor de jaren erna is opgenomen bij de 'diverse nagekomen mutaties'  en wordt hieronder toegelicht.

Aframing bouwleges

Verwacht wordt dat, na invoering van de nieuwe omgevingswet, er minder bouwleges kunnen worden geïnd. Veiligheidshalve is hierop voorgesorteerd en is met ingang van 2023 dit budget gehalveerd.

Diverse nagekomen mutaties

Uiteindelijk is er nog een aantal budgetten van de begroting bijgesteld; deze zijn hieronder puntsgewijs opgesomd.

  • Voor de viering van de 75-jarige bevrijding is voor 2020 op uw verzoek een budget van €20.000,- opgenomen;
  • De secretarieleges zijn in het verleden te fors afgeraamd en kunnen structureel met €30.000,- worden verhoogd;
  • De toevoegingen voor groot onderhoud aan de reserves voor De Rhijnsberg en De Heerd zijn opnieuw vastgesteld en kunnen structureel met €30.000,- worden verlaagd;
  • De resterende verschillen zijn het gevolg van de laatste bijstellingen waaronder afwijkingen in doorberekende afschrijvingslasten, indexeringen en opgenomen nieuwe investeringsposten.

Risico's

Leges WABO

Voor de langere termijn is de verwachting dat, vanwege de omgevingswet die voor zover nu bekend per 1 januari 2021 ingaat, minder aanvragen om een bouwvergunning worden ingediend, omdat het vergunningvrije regime wordt geruimd. Op de korte termijn zijn de gevolgen van de aanpassing van het PAS voor het indienen van vergunningaanvragen nog niet in te schatten. Beide kunnen leiden tot afname van de WABO inkomsten.

Rente

Als gevolg van de extreem lage, zelfs negatieve rente op langlopende  geldleningen is de financieringsbehoefte voor de komende jaren in beeld gebracht. Vervolgens is deze financieringsbehoefte  afgedekt met (toekomstige) geldleningen. Dit heeft geresulteerd in een forse rentebesparing; de totale rentekosten dalen van €754.000,- (2019) naar €330.000,- (2023). Wanneer op termijn de rente weer gaat stijgen dan kan dat impact hebben op de begroting. Hierin zit dus een mogelijk risico, maar die is niet anders dan bij elke herfinanciering.