.
Wat gaan we nog doen?
Inleiding
Het weerstandsvermogen is nodig om risico’s in de exploitatie op te vangen: zonder weerstandsvermogen levert iedere tegenvaller een probleem op bij een sluitende begroting. Hoe hoger de risico’s, hoe hoger de weerstandscapaciteit (bijvoorbeeld reserves of ruimte in tarieven) moet zijn. Het gaat hier dus om de robuustheid van de begroting.
Deze paragraaf beschrijft de risico’s waarmee de gemeente geconfronteerd kan worden, welke financiële buffers daar tegenover staan en hoe de risico’s beheerst kunnen worden.
De paragraaf bestaat uit de volgende delen:
- Beleidskader;
- Structurele weerstandscapaciteit;
- Incidentele weerstandscapaciteit;
- Conclusie weerstandscapaciteit;
- Risicobeheersing;
- Relatie tussen risico’s en weerstandscapaciteit;
- Weerstandsratio en kengetallen.
Artikel 11 van het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording) beschrijft het volgende over het weerstandsvermogen. Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen de weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken en alle risico's waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie.
De paragraaf betreffende het weerstandsvermogen en risicobeheersing bevat tenminste:
- Een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;
- Een inventarisatie van de risico’s;
- Het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s;
- Een kengetal voor de netto schuldquote, netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen, solvabiliteitsratio, grondexploitatie, structurele exploitatieruimte en belastingcapaciteit;
- Een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie.
De weerstandscapaciteit van een gemeente is de buffer die aanwezig moet zijn om mogelijke risico’s af te kunnen dekken. Het gaat hierbij om het vermogen dat aanwezig is om risico’s financieel af te kunnen dekken, zonder dat de bedrijfsvoering in gevaar komt.
Dit in de wetenschap dat de risico’s zich nooit allemaal tegelijk zullen voordoen. Simpel gezegd is het verstandig om een deel van de Algemene Reserve denkbeeldig af te zonderen voor nadelige gevolgen die niet begroot zijn.
De vragen die we ons stellen zijn:
- Heeft de gemeente de mogelijkheid om bij een sterke daling van het eigen vermogen de tarieven te verhogen?
- Zijn er mogelijkheden om de kosten die nu binnen de bestemmingsreserves worden afgedekt binnen de reguliere begroting te dekken?
De beleidsuitgangspunten met betrekking tot het weerstandsvermogen worden hieronder opgesomd:
- structurele risico’s worden afgedekt met structurele weerstandscapaciteit en incidentele risico’s worden afgedekt met incidentele weerstandscapaciteit;
- de basis van de grootte van ons structureel weerstandsvermogen is de ruimte die er nog is in de OZB-tarieven tot aan de artikel 12 norm. Hierbij baseren wij ons op provinciale gegevens;
- alleen de Algemene Reserve wordt ingezet als incidentele weerstandscapaciteit (voorheen waren dat alle reserves);
- de post onvoorzien in de exploitatie wordt niet meegenomen als weerstandscapaciteit omdat deze post bedoeld is om de begroting op een soepele manier uit te voeren en in eerste instantie niet om risico’s op te vangen;
- stille reserves worden alleen meegenomen als weerstandsvermogen als deze binnen 2 jaar liquide (dus in geld zijn om te zetten) zijn te maken;
- de risico top 9 in deze paragraaf zullen worden toegelicht met:
- Een omschrijving van het risico;
- De hoogte van het risicobedrag (alleen boven de €50.000,-);
- Wijze van berekening van het risicobedrag;
- De maatregelen ter beheersing van het risico.
De weerstandscapaciteit in relatie tot de risico’s wordt zichtbaar gemaakt in een tabel en tevens uitgedrukt in een weerstandsratio.
Weerstandscapaciteit
Structurele weerstandscapaciteit
Structurele weerstandscapaciteit is het vermogen om onverwachte structurele tegenvallers in de begroting (bijvoorbeeld een hogere uitgave voor de WWB of een lagere Algemene Uitkering) op te vangen, zonder dat dit gevolgen heeft voor de voortzetting van de taken.
De gemeente Heerde heeft op de OZB-heffing na, nagenoeg geen resterende structurele belastingcapaciteit meer. De afvalstoffenheffing, rioolheffing en begrafenisrechten zijn maximaal kostendekkend en kunnen niet meer worden verhoogd. Om de weerstandscapaciteit te beïnvloeden kan overwogen worden om de kosten te verlagen.
Ruimte in OZB-tarieven volgens artikel 12 norm
De structurele ruimte in de OZB-tarieven die er volgens de artikel 12 norm nog aanwezig is, is €641.000,-. Deze gegevens zijn verstrekt door de provincie Gelderland en zijn gebaseerd op de begroting 2025. De structurele risico’s in deze paragraaf (zonder de grondexploitatie) zijn €4.322.000,-. Afgezet tegen de €641.000,- ruimte die we nog hebben, kan de conclusie getrokken worden dat wij onvoldoende structurele middelen hebben om de structurele risico’s te dekken. Maar, het ramen van deze risico’s moet wel in het juiste perspectief worden gezien. Het is nog geen uitgaaf en niet alle risico’s zullen zich naar verwachting op hetzelfde moment voordoen. Verder is het ook mogelijk om tijd te kopen om een risico te beheersen en deze tijdelijk te dekken uit de Algemene Reserve.
Onvoorzien
Soms wordt ook de post Onvoorzien als structurele weerstandscapaciteit gezien. In Heerde is de post Onvoorzien voor het jaar 2026 geraamd op €30.000,-.
In feite is deze post bedoeld om de begroting op een soepele manier uit te voeren en in eerste instantie niet om risico’s op te vangen. Voor bepaling van de weerstandscapaciteit is Onvoorzien daarom niet meegenomen.
Incidentele weerstandscapaciteit
Incidentele weerstandscapaciteit is het vermogen om onverwachte eenmalige tegenvallers op te kunnen vangen, zonder dat dit invloed heeft op de voortzetting van taken. De incidentele weerstandscapaciteit valt samen met de Algemene Reserve en de reserve Grondexploitatie.
De Algemene Reserve is bedoeld om risico’s in de gewone exploitatie op te vangen en de Bestemmingsreserve Grondexploitatie en -Afvalstoffenheffing die van de grondexploitatie en exploitatie afvalstoffen.
De geraamde reservepositie ten behoeve van de risico's is €5,3 miljoen per 1 januari 2026. Deze reserve is behoorlijk gedaald door een verschuiving naar reserveringen voor gebouwen.
Stille reserves
Er zijn op dit moment geen stille reserves bekend in het belang van deze paragraaf.
Conclusie weerstandscapaciteit
Structureel:
De totale structurele weerstandscapaciteit wordt bepaald op de ruimte die Heerde heeft in zijn OZB-tarieven tot artikel 12 norm, zijnde €641.000,-.
Incidenteel:
De incidentele weerstandscapaciteit heeft een omvang van €5,3 miljoen en is aanwezig in de Algemene Reserve, reserve Grondexploitatie en reserve afvalstoffenheffing.
Risicobeheersing
Deze paragraaf bevat de top 9 risico’s (volgorde van groot risico naar klein).
In de top 9 is aangegeven:
- Omschrijving (van het risico);
- Hoogte van het risicobedrag (alleen boven de €50.000,-);
- Wijze van berekening;
- Beheersing van het risico.
Voor sommige risico’s is het moeilijk een risicopercentage te berekenen. Dat is dan aangegeven. Toch wordt er dan een risicobedrag berekend zodat voorzichtigheidshalve in de reservepositie wel rekening wordt gehouden met tegenvallers.
1. Restrisico
Omschrijving
Wij hebben een organisatie-brede risicoanalyse gemaakt. Hieruit zijn diverse risico's benoemd en beschreven. Hieruit blijkt dat wij als gemeente diverse risico's lopen waarvan de financiële omvang niet is in te schatten. Voorbeelden hiervan zijn klimaatrisico's, ziekte van personeel en de gevolgen van een krappe arbeidsmarkt, gemaakte fouten door de organisatie (bijvoorbeeld door werkdruk of gebrek aan ervaring) in de uitvoering van het werk, frauderisico's, datalekken, + ICT en hackrisico's, fiscale risico's, aanbestedingsrisico's, drugsafval en ongevallen met gevaarlijke stoffen in de openbare ruimte, de kosten van jeugdzorg en WMO (waaronder AVSLH), ons streekarchief, niet terugbetalen van leningen door externe partijen, enzovoort. Het is goed om hiervoor een deel van ons spaargeld (de Algemene Reserve) opzij te zetten zodat we toch een buffer hebben om eventuele niet voorziene uitgaven te dekken.
Hoogte van het risicobedrag
Wij stellen het risicobedrag vast op €1.500.000,-.
Wijze van berekening
Van dit risico is geen berekening te maken omdat de hoogte niet is vast te stellen. Door €1.500.000,- hiervoor in te schatten houden we toch op deze manier rekening in onze reservepositie met onvoorziene omstandigheden zoals boven benoemd.
Beheersing van het risico
Veel van de bovengenoemde risico's zijn afhankelijk van externe factoren. Ze zijn daarom niet of nauwelijks te beheersen.
2. Gemeentefonds / Algemene Uitkering
Omschrijving
Een belangrijk risico vormt de stabiliteit van onze belangrijkste bron van inkomsten: de Algemene Uitkering. Deze Algemene Uitkering is een onderdeel van het gemeentefonds. Het gemeentefonds betreft ongeveer 65% inkomsten ten opzichte van het totaal baten van de exploitatie. Gemeenten zijn afgelopen jaren geconfronteerd met diverse opkomende taakstellende kortingen zoals de forse korting in verband met het niet doorgaan van de afschaffing van het BTW-compensatiefonds, opschalingskorting grote gemeenten en de korting Onderwijshuisvesting. En nog steeds zijn er diverse onzekerheden met betrekking tot het correct ramen van de algemene uitkering. We benoemen:
- Het ingebouwde plafond BTW-compensatiefonds van €4,4 miljard;
- Steeds wisselende uitkeringsfactoren;
- Aanpassingen van maatstaven en bijbehorende tarieven; Hier vinden soms behoorlijke schommelingen plaats;
- Aanzuigende werking in het sociaal domein door verlaging van het abonnementstarief;
- Ontwikkelingen in accressen zijn afhankelijk geworden van CPB ramingen in het voorjaar van het BBP. Recent werd duidelijk dat de CPB raming elk jaar te laag is ten opzichte van de echte prijsstijgingen.
- De accrestoevoeging voor de zorgkosten zijn structureel te laag omdat deze ook uit gaat van de stijging van het BBP. De zorgkosten stijgen echter sneller. En datzelfde geldt voor de kosten van de eigen organisatie, mede als gevolg van de uitkomsten van de cao-onderhandelingen.
- Ravijnjaar 2028. De oorspronkelijke teruggang van de middelen in het gemeentefonds (ravijnjaar) van 2026 is door het toevoegen van incidentele middelen voor de jaren 2026 en 2027 doorgeschoven naar het jaar 2028. Door het overschakelen van het trap op trap af systeem naar het BBP systeem en het tussentijds bevriezen van de accressen, lopen de accressen achter ten opzichte van de kostenontwikkelingen van gemeenten.
- Besluiteloosheid rond dossiers als hervormingsagenda jeugd en indexatie over WMO zorgkosten.
- Onzekerheid over de evaluatie over herijking van het fonds.
- Een eventuele doorwerking naar het gemeentefonds van de landelijke grote opgave op gebied van Defensie.
Hoogte van het risicobedrag
Wij berekenen het risico voor het maken van een juiste raming op €1.134.000,-.
Wijze van berekening
Van veel van de bovengenoemde risico’s is het niet mogelijk een reële schatting te maken. Het risicobedrag is daarom berekend door het risico te schatten op 3% van de Algemene Uitkering van afgerond €37,8 miljoen. Dit percentage is een langjarig gemiddelde van het accres. Accres is de jaarlijkse toevoeging aan het fonds dat in de pas loopt met de ontwikkelingen van de rijksbegroting.
Beheersing van het risico
Een individuele gemeente kan nauwelijks invloed uitoefenen op de hoogte van de uitkering. Vrijwel maandelijks ontvangt de gemeente specificaties waarin wijzigingen in maatstaven en tarieven staan. Deze ontwikkelingen worden goed in de gaten gehouden. Waar nodig zal een verklaring voor verschillen gezocht moeten worden en anders actie ondernomen moeten worden. Verder worden er jaarlijks minimaal drie circulaires uitgegeven waarin de nieuwste gegevens en ontwikkelingen staan. Op basis van deze circulaires kunnen gemeenten een nieuwe berekening maken van de Algemene Uitkering. Voor deze berekening wordt gebruik gemaakt van het programma Frontin Pauw en Inergy. Via nieuwsbrieven geeft deze organisatie ook tips en belangrijke aandachtspunten mee voor de berekeningen. Naar aanleiding van deze nieuwe berekeningen wordt de begroting overeenkomstig aangepast.
3. Loon en prijspeil
Omschrijving
De begroting 2026 is gebaseerd op het loon- en prijspeil van het jaar 2025. De salarissen zijn geraamd op basis van de CAO van 2025 verhoogd met het indexpercentage van 2,0% volgens de Meicirculaire 2025. Voor de overige posten is eveneens het indexcijfer uit de Meicirculaire 2025 gehanteerd (2,6%). Er zijn geen extra stelposten in de begroting opgenomen voor het opvangen van overige prijsverhogingen/inflatiestijgingen. Een reëel risico bestaat dat de kosten voor jeugdzorg en WMO, waaronder ook die van AVSLH, hoger uit gaan vallen dan we op dit moment op basis van de huidige informatie die bekend is kunnen begroten.
Hoogte van het risicobedrag
Het risicobedrag voor de loonkosten is €170.000,- en voor prijsstijgingen is dit €230.000,- (beide afgerond).
Wijze van berekening
De berekening van het risicobedrag voor de loonkosten is gemaakt door 1% van de loonsom van €17.176.000,- te nemen. Dit bedrag is inclusief de medewerkers die als gevolg van de belastingsamenwerking en het functioneel beheer zijn overgegaan naar de gemeente Heerde en inclusief een indexeringspercentage van 2,0% voor de salarissen van het vaste personeel. De berekening voor de prijsstijgingen is gemaakt door 1% te nemen van de uitgaven aan derden, exclusief subsidies. Voor 2026 is dit een bedrag van €22.923.000,-.
Beheersing van het risico
Op de hoogte van loonkosten en prijsstijgingen heeft de gemeente geen invloed. De begroting wordt gebaseerd op de indexcijfers die het rijk afgeeft in de Meicirculaire van de Algemene Uitkering. Bij het opstellen van de voorjaars- en najaarsnota wordt de vinger aan de pols gehouden met betrekking tot deze ontwikkelingen en zo nodig de begroting aangepast.
4. Individuele zorg met verblijf
Omschrijving
Binnen de jeugdzorg heeft de gemeente te maken met hoge kosten voor individuele jeugdzorg met verblijf. Deze kosten worden grotendeels bepaald door een beperkt aantal plaatsingen, waarbij de gemiddelde kosten per jongere per maand aanzienlijk zijn. Sinds het tweede kwartaal van 2024 is landelijk bepaald dat verblijf waar mogelijk dient plaats te vinden in kleinere groepen. Dit leidt structureel tot hogere tarieven per plaatsing. Omdat de gemeente slechts beperkte invloed heeft op de noodzaak en omvang van de plaatsingen, is er sprake van een substantieel financieel risico.
Hoogte van het risicobedrag
Het risico wordt ingeschat op €400.000,-, een toename van twee jongeren met verblijf.
Wijze van berekening
Voor de bepaling van het risicobedrag hebben we de historische kosten voor jeugdzorg met verblijf vanaf 1 januari 2022 (de start van het woonplaatsbeginsel) geanalyseerd. Deze gegevens zijn inzichtelijk gemaakt in een tabel en een grafiek, waarbij gebruik is gemaakt van een voortschrijdende som over 12 maanden om seizoensinvloeden uit te sluiten.
In het kostenverloop is de landelijke beleidswijziging duidelijk zichtbaar: vanaf de zomer van 2024 nemen de kosten voor jeugdzorg met verblijf substantieel toe. Dit is het gevolg van het besluit om jeugdigen in kleinere groepen te laten verblijven, waardoor de gemiddelde kosten per plaatsing aanzienlijk zijn gestegen. De verwachting is dat dit beleid uiteindelijk leidt tot kortere verblijfsduur, maar voor de gemeente Heerde zijn deze effecten vooralsnog niet waarneembaar. Op basis van het kostenverloop van 2022 tot heden is een trendlijn bepaald die als uitgangspunt dient voor de begroting. De afwijkingen ten opzichte van deze trendlijn vormen het financiële risico.
Beheersing van het risico
Dit risico is moeilijk te beheersen, aangezien de plaatsingen worden bepaald door individuele zorgbehoeften en rechterlijke uitspraken. Mogelijke maatregelen zijn:
- Bij de Voorjaarsnota en Najaarsnota wordt de vinger aan de pols gehouden voor wat betreft aanpassing van het budget.
- Aandacht voor preventieve maatregelen en alternatieve zorgvormen die verblijf kunnen voorkomen of verkorten.
Vooruitlopend op verdere verfijning wordt vanaf 2026 de jeugdzorg met verblijf op een eigen kostenplaats begroot, zodat dit risico beter gevolgd en beheerst kan worden.
5. Bedrijvenpark Hattemerbroek BV
Omschrijving
De gemeenten Hattem, Heerde en Oldebroek hebben een samenwerkingsovereenkomst voor het realiseren en exploiteren van een bedrijvenpark. Het bedrijvenpark richt zich vooral op het aantrekken van bedrijven in de logistieke sector. Om dat te realiseren is het bedrijvenpark aangewezen als ‘bovenregionaal’ bedrijventerrein.
Grondexploitatie
Jaarlijks wordt de grondexploitatieberekening geactualiseerd. De uitkomst (contante waarde) van de in mei 2025 opgestelde berekening is positief. De grondexploitatie is op 27 juni 2025 door de AVA vastgesteld.
Garantstellingen
Bedrijvenpark H2O heeft een door de aandeelhouders gegarandeerde kredietfaciliteit van 39 miljoen bij de Bank Nederlandse Gemeenten. Elk van de drie gemeenten staat garant voor een derde deel van dat bedrag. De huidige grondverkopen en grex laten een dermate positief beeld zien, waarbij de looptijd is aangepast van 2032 naar eind 2025, dat de langlopende lening in oktober 2022 volledig is afgelost. In 2025 is gebruik gemaakt van een kortlopende kredietfaciliteit waarbij de verwachting is dat er geen aanvullend gebruik gemaakt gaat worden van de kredietfaciliteit van 39 miljoen bij de Bank Nederlandse Gemeenten. Deze ontwikkelingen maken het mogelijk om het risico te verlagen van 10% van het bedrag waarvoor we garant staan naar 10% van de huidige kortlopende kredietfaciliteit (totaal € 11.957.649). Van de huidige kredietfaciliteit staat elke gemeente voor een derde deel van dat bedrag garant (€ 3.986.000).
Risico 2025:
In de begroting 2025 werd dit risico ingeschat op 10% van de garantstelling. Hoewel de grondverkopen achterblijven bij de bijgestelde verwachting zoals opgenomen in de begroting 2025 van het bedrijvenpark H2O blijft het risico klein. Het risicobedrag 2025 is vastgesteld op 10% van het gedeelte van het huidige rekening courant krediet waarvoor wij garant staan zijnde € 397.000,-.
Hoogte van het risicobedrag
Het risicobedrag is vastgesteld op €398.000,-.
Wijze van berekening
Door elk van de drie gemeenten is voor een bedrag van € 13 miljoen aan garantstelling ten opzichte van de kredietfaciliteit bij financiers verleend. De langlopende lening is in 2022 volledig afgelost waarbij bedrijvenpark H2O gebruik maakt van een kortlopende kredietfaciliteit. De kortlopende kredietfaciliteit bedraagt per 14 september 2025 € 11.957.649. Elke gemeente staat garant voor 1/3 deel van € 11.957.649 zijnde € 3.986.000. Het risicobedrag is 10% van deze € 3.986.000.
Beheersing van het risico
Om de risico’s te beheersen stellen we jaarlijks een risicomanagementrapportage op voor de betrokken gemeenten. Het Bedrijvenpark maakt jaarlijks een grondexploitatieberekening en een liquiditeitsprognose.
6. Omgevingsvergunningen
Omschrijving
Net als afgelopen jaar is het ramen van de legesinkomsten 2026 fundamenteel lastiger dan in andere jaren dat het geval was. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging in werking getreden. We worden hierdoor geconfronteerd met wet- en regelgeving die leidt tot een compleet ander inkomstenbeeld van leges als in voorgaande jaren. E.e.a. is behoorlijk complex.
Hoogte van het risicobedrag
Wij stellen het risicobedrag vast op €368.000,-.
Wijze van berekening
In de Voorjaarsnota 2025 en Perspectiefnota is de raming van €385.000,- structureel verhoogd met €350.000,-. tot €735.000,- op basis van de gerealiseerde cijfers van 2023 en 2024, en de toename van de de verwachte grote bouwprojecten. Het risicobedrag is berekend door 50% van deze €735.000,- als risico te zien. Dit percentage is naar boven bijgesteld (van 25% naar 50%) omdat de raming vanwege alle wijzigingen moeilijk is te onderbouwen, maar op deze manier wordt er in de reservepositie van de gemeente wel rekening gehouden met tegenvallers voor deze post.
Beheersing van het risico
Bij de voorjaars- en najaarsnota worden de resultaten en de ontwikkelingen in beeld gebracht en wordt er op basis van de beschikbare informatie een extrapolatie gemaakt van de verwachte inkomsten, waarop het budget wordt aangepast.
7. Inkomensdeel van de Participatiewet
Omschrijving
Het inkomensdeel van de Participatiewet is een post die we moeilijk kunnen beïnvloeden. Wettelijk is bepaald dat alle rechtmatige bijstandsaanvragen moeten worden gehonoreerd. Er kan geen invloed worden uitgeoefend op de hoogte van deze kosten. Het is een openeindfinanciering. Inwoners die een beroep doen op bijstandsverlening voor levensonderhoud worden vanaf het eerste moment gestimuleerd om actief te (blijven) zoeken naar betaald werk. De inkomsten die de gemeente ontvangt ter dekking van de uitgaven heet het BUIG-budget. Dit wordt vastgesteld op basis van een macrobudget en voor de uitkeringen voor het grootste deel gebaseerd op de werkelijke uitgaven via een T-2 systematiek en voor een klein deel ook door een objectief verdeelmodel. Op basis van objectieve factoren en een statistische analyse wordt een schatting gemaakt wat gemeenten uit gaan geven aan uitkeringen. Ook de werkelijke kosten van de loonkostensubsidie van vorig jaar (T-1) tenslotte worden toegevoegd aan het BUIG-budget. Als een gemeente minder uitgeeft dan dit model dan mag een gemeente dit verschil houden, maar als er meer wordt uitgegeven is het tekort voor de eerste 7,5% voor eigen rekening en als blijkt dat er sprake is van een nog grotere overschrijding dan is nogmaals 2,5% van het BUIG budget voor eigen rekening. Als er sprake is van een grotere overschrijding wordt het meerdere vergoed door het rijk wanneer de gemeente haar beleid om inwoners aan werk te helpen op orde heeft en de aanvraagprocedure zorgvuldig is doorlopen. Dit is de zogenaamde Vangnetuitkering. Jaarlijks wordt, indien van toepassing, de notitie Vangnetuitkering Participatiewet waarin dit beleid is vastgelegd door de gemeenteraad vastgesteld.
Hoogte van het risicobedrag
Het risicobedrag wordt vastgesteld op €340.000,-.
Wijze van berekening
Het risico wordt gebaseerd op 10% van het voorlopig BUIG-budget van het jaar 2025 van €3.407.729,-.
Beheersing van het risico
Het beheersen van het aantal uitkeringsgerechtigden is alleen mogelijk door een intensief beleid gericht op (gedeeltelijke) uitstroom. Dit vindt plaats bij het onderdeel Participatiewet Werk. Dit wordt uitgevoerd door Steun- en informatiepunt Stip en valt onder het beleidsveld Participatiewet Werk.
8. Wonen in een geschikte woning (onderdeel van de WMO)
Omschrijving
Gemeenten hebben de wettelijke opdracht om de zelfredzaamheid en participatie van haar inwoners te bevorderen en ondersteunen, opdat de inwoner zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven wonen. De woning waarin de inwoner woont, moet geschikt zijn om in te wonen ondanks diens beperkingen.
Hoogte van het risicobedrag
Het risicobedrag wordt vastgesteld op €180.000,-.
Wijze van berekening
Het risico wordt geschat op twee dure woningaanpassingen van totaal €180.000,-.
Beheersing van het risico
Dit risico is niet te beheersen. Langer thuis is een landelijk uitvoeringsprogramma waarin inwoners gestimuleerd worden om langer thuis te wonen al dan niet met verpleegzorg in huis. De WMO 2015 verplicht gemeenten, in een situatie waarin een cliënt niet zelf zorg kan dragen voor een geschikte woning, ondersteuning te bieden bij het realiseren van een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte. De ondersteuning is erop gericht een cliënt in staat te stellen de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen uit te voeren. Er wordt uitgegaan van een ‘wooncarrière’,waarbij de woning wordt aangepast aan de levensfase. Daarbij mag er vanuit worden gegaan dat in redelijkheid rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreft de voorzienbare ontwikkeling van die beperkingen. Als uit de beoordeling van het college blijkt dat het wonen in een geschikt huis ook is te bereiken via een verhuizing, dan heeft dit de voorkeur. Dit is uiteraard alleen aan de orde als verhuizen de goedkoopst adequate oplossing is.
9. Grondexploitatie
Omschrijving
De grondexploitatie is een onderdeel van de totale gemeentelijke exploitatie. Het is een activiteit waar veel geld in omgaat en veel risico’s gelopen worden. In de nieuwste MPG (Meerjaren Prognose Grondexploitatie) zijn vier gemeentelijke complexen opgenomen die in uitvoering zijn (zie ook de paragraaf Grondbeleid). In 2023 is het laatste complex Centrumplan Heerde geopend. De raad heeft hiervoor op 2 oktober 2023 een
grondexploitatie voor vastgesteld.
Hoogte van het risicobedrag
A. Risico’s in complexen:
Reeds lopende complexen (vakterm is “IEGG in exploitatie genomen gronden”). Over het totaal van de vier complexen met een boekwaarde van €872.000- wordt een risicobedrag berekend van 0%. Het risicobedrag is dus €0,-. Hier komt tot uitdrukking dat de meeste grondexploitaties bijna aan het eind van hun looptijd zijn.
B. Overige risico’s zoals:
- Niet nakomen van verplichtingen door derden op grond van exploitatieovereenkomsten,
Gewijzigde omstandigheden na vaststelling exploitatiebijdragen; - Calculatierisico’s;
De overige risico’s worden bepaald op €100.000,-.
Benodigd weerstandsvermogen Grondexploitatie A + B is €100.000,-.
Wijze van berekening
Bij grondexploitaties die in exploitatie zijn genomen (IEGG) wordt de geactualiseerde grondexploitatieberekening als basis genomen voor de risicoberekening. In deze exploitatieberekening wordt een reële schatting gemaakt van de kosten, verkoopprijzen en fasering van de verkoop van de gronden. Deze schatting wordt onder andere gemaakt door het uitgiftetempo van de te verkopen gronden te beoordelen, de ontwikkelingen van marktomstandigheden te bekijken zoals de doorstroming op de huizenmarkt, hoogte van hypotheekrente, en maatregelen van hypotheekverstrekkers enz.
Het risico wordt bepaald met behulp van de Monte-Carlo methode. De optelsom van alle risico’s van alle complexen wordt hierboven onder “hoogte van het risicobedrag” vermeld. De berekeningen zijn om strategische redenen niet openbaar.
Beheersing van het risico
Om de risico’s te beheersen is het beleid dat de grondexploitatieberekeningen minimaal eenmaal per jaar wordt herzien. De resultaten van de berekeningen worden opgenomen in het MPG.
Voor een overzicht wordt hier een tabel met alle risico’s gepresenteerd:
Resumé risico's
In totaal becijferen we het structurele risico op €4.322.000,- en het incidentele risico op €498.000,-.
Relatie tussen risico's en weerstandscapaciteit
Hieronder wordt in een tabel aangegeven hoe de risico's zijn in verhouding tot de weerstandscapaciteit. De conclusie is dat de weerstandscapaciteit structureel niet en incidenteel wel afdoende is.
Structurele weerstandscapaciteit
De in deze paragraaf berekende structurele risico’s zijn €4.322.000,-. Afgezet tegen de €641.000,- ruimte die we nog hebben in onze OZB-tarieven tegen artikel 12 norm kan de conclusie getrokken worden dat die ruimte niet aanwezig is. Maar, het ramen van deze risico’s moet wel in het juiste perspectief worden gezien. Het is nog geen uitgaaf en niet alle risico’s zullen zich naar verwachting op hetzelfde moment voordoen. Verder is het ook mogelijk om tijd te kopen om een risico te beheersen en deze tijdelijk te dekken uit de Algemene Reserve.
Incidentele weerstandscapaciteit
De in deze paragraaf berekende incidentele risico’s zijn €498.000,-. Deze risico’s worden afgedekt door de reserves van tezamen €5,3 miljoen. Zoals het overzicht laat zien is dit ruim voldoende.
Kengetallen en weerstandsratio
Kengetallen
Het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeente (BBV), geeft aan dat in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing kengetallen opgenomen worden. De op te nemen kengetallen zijn: netto schuldquote, netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen, solvabiliteitsratio, structurele exploitatieruimte, grondexploitatie en belastingcapaciteit. Doel is om het voor raadsleden eenvoudiger te maken om inzicht te krijgen in de financiële positie van de gemeente Heerde.
De meerjarige kengetallen zijn redelijk stabiel waarbij opvalt dat de schuldquote wisselt tussen goed en gemiddeld en de solvabiliteitsratio op termijn een lichte daling laat zien. De financiële risico’s van de grondexploitaties zijn in vergelijk met andere gemeenten erg laag. Het kengetal van de structurele exploitatieruimte laat voor alle jaren vanaf 2026 een negatief zien. De oorzaak is dat het rijk kortingen heeft toegepast in het gemeentefonds en de gemeente hierdoor ervaart dat er te weinig middelen beschikbaar zijn om de taken goed uit te kunnen voeren.
Er past wel een kanttekening op zijn plaats voor de vergelijking van kengetallen tussen de begroting en de jaarrekening. Het kengetal van de jaarrekening kan positief gekleurd zijn omdat kengetallen worden uitgedrukt in een cijfer van totaal baten. Deze kan bij de jaarrekening fors hoger zijn vanwege grondverkopen uit grondexploitaties en andere incidentele opbrengsten.
Toelichting:
1a. Netto schuldquote
De netto schuld geeft de verhouding weer van de schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de baten. De netto schuldquote geeft een indicatie van de zwaarte van de rentelasten en de aflossingen op de exploitatie. Onze gemeente balanceert hier tussen goed en gemiddeld.
1b. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle leningen
Om inzicht te krijgen in hoeverre sprake is van doorlenen wordt de netto schuldquote zowel in- als exclusief doorgeleende gelden weergegeven (netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen). Op die manier wordt duidelijk in beeld gebracht wat het aandeel van de verstrekte leningen is en wat dit betekent voor de schuldenlast. De manier waarop de netto schuldquote gecorrigeerd voor de doorgeleende gelden wordt berekend is gelijk aan de netto schuldquote, met dit verschil dat ook alle verstrekte leningen worden opgenomen. De verstrekte leningen betreffen doorgeleend geld aan Vitens en aan de ROVA. Onze gemeente scoort hier vanaf 2026 iets beter in dan voorgaande jaren.
2. Solvabiliteitsratio
Dit kengetal geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het balanstotaal. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de reserves (zowel de algemene reserve als de bestemmingsreserves) en het resultaat uit het overzicht van baten en lasten. In het algemeen wordt een getal onder de 20% als risicovol gezien en boven de 50% als veilig. Het kengetal laat in de jaren een langzame afname zien omdat het eigen vermogen langzaam afneemt. Onze gemeente scoort hier 'gemiddeld'.
3. Structurele exploitatieruimte
Voor de beoordeling van het structurele en reële evenwicht van de begroting wordt thans het onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele lasten. Bij incidentele lasten of baten gaat het om eenmalige zaken die zich gedurende maximaal drie jaar voordoen. Om de structurele lasten en baten te bepalen worden de incidentele lasten en baten van de totale lasten en baten afgetrokken.
De structurele exploitatieruimte wordt bepaald door het saldo van de structurele baten en lasten en het saldo van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan reserves gedeeld door de totale baten en uitgedrukt in een percentage. Wij scoren hier voor alle jaren negatief. Onze begroting is voor de jaren 2026 en 2027 wel sluitend, maar dat komt door incidentele onttrekkingen uit reserves. In de laatste twee jaren scoren we negatief omdat de begroting voor deze jaren niet sluitend is. De oorzaak is dat het rijk kortingen heeft toegepast in het gemeentefonds en de gemeente hierdoor ervaart dat er te weinig middelen beschikbaar zijn om de taken goed uit te kunnen voeren.
4. Grondexploitatie
De afgelopen jaren is gebleken dat grondexploitatie een forse impact kan hebben op de financiële positie van een gemeente. De boekwaarde van de voorraden grond is van belang, omdat deze waarde moet worden terugverdiend bij de verkoop. Voor de berekening van dit kengetal wordt de boekwaarde van de bouwgrond in exploitatie gedeeld door de totale baten uit de programmabegroting of jaarstukken en uitgedrukt in een percentage. Het risicopercentage is in verhouding met andere gemeenten laag. De reden dat het percentage voor de jaren 2028 en 2029 negatief is komt door de resultaten van de exploitatie Eeuwlandsweg Noord. De deelname van Heerde aan het gezamenlijk bedrijventerrein is hier niet meegerekend. Dit is namelijk niet een grondexploitatie van de gemeente zelf.
5. Belastingcapaciteit
De ruimte die een gemeente heeft om zijn belastingen te verhogen wordt vaak gerelateerd aan de totale woonlasten. Het COELO publiceert deze lasten ieder jaar in de Atlas van de lokale lasten. Onder de woonlasten worden verstaan de OZB voor een woning met gemiddelde WOZ-waarde, de rioolheffing en afvalstoffenheffing. Dit wordt afgezet tegen de gemiddelde woonlasten in Nederland in het voorafgaande jaar. Nieuwe inzichten laten zien dat In afwijking van vorige publicaties dit cijfer niet 116% moet zijn maar 104%.
Weerstandsratio
De weerstandsratio is een kengetal dat aangeeft in welke mate de gemeente in staat is om de incidentele risico’s op te vangen. Dit kengetal wordt berekend door de beschikbare weerstandscapaciteit te delen door de benodigde weerstandscapaciteit. Eenvoudig gezegd betekent dit: welk bedrag is berekend aan risico’s en welk bedrag is er om deze risico’s af te dekken. Her weerstandsratio 1 van 2026 daalt vanwege een daling van de algemene reserve. De conclusie van beide kengetallen is dat de risico’s ruim afgedekt worden door de reserves.