Visie en koers college

Voorgaande opsomming van financiële onzekerheden en ontwikkelingen leidt ertoe dat de impact van de meicirculaire op onze gepresenteerde meerjarenperspectief en ons te voeren financieel beleid fors zal zijn. Desondanks willen wij in deze perspectiefnota een financiële koers uiteenzetten en aan u voorleggen.

Opnieuw kiezen voor behoedzaamheid?
Vorig jaar heeft ons college bewust gekozen voor terughoudendheid en voor een uiterst behoedzaam financieel scenario. Het vertroebelende financieel meerjarenperspectief en onze behoefte om een gezonde financiële huishouding te voeren, waren aanleiding voor ons standpunt. Dit leidde ertoe dat we geen onomkeerbare besluiten wilden nemen ten aanzien van beleidswensen met langlopende verplichtingen (bijv. IHP en Hof van Cramer). Pas als er aan de financiële onzekerheden (door het rijk) tegemoet zou worden gekomen, zou er budgettaire ruimte ontstaan voor het bekostigen van dergelijke gemeentelijke ambities.

Inmiddels zijn we een jaar verder en moeten we opnieuw constateren dat de gewenste duidelijkheid en zekerheid wederom niet aanwezig is. Mogelijk is dat na ontvangst van de meicirculaire anders, maar op dit moment is die onduidelijkheid een gegeven. Deze constatering roept ook de vraag op wanneer die gewenste duidelijkheid er wel is. En hoe lang we dan moeten wachten?
Ons college is van mening dat we niet eindeloos (jaar in, jaar uit) kunnen afwachten totdat alle onzekerheden zijn opgelost. We willen dan ook een stap naar voren zetten om te voorkomen dat we het risico lopen dat lokaal niets gebeurd, omdat we in afwachting zijn van. Op zo’n houding zitten onze inwoners niet te wachten. 

Wij voelen ons in een minder terughoudend financieel beleid gesteund en gesterkt door het Berenschot-onderzoek. Zoals u bekend heeft bureau Berenschot vorig jaar een onderzoek uitgevoerd naar de toekomstbestendigheid van onze gemeente. Zij heeft een inhoudelijke second opinion op het gevoerde beleid gedaan, een financiële analyse uitgevoerd alsook een benchmark op onze apparaatskosten. 
Resumerend kwam onze gemeente goed uit het onderzoek. Zo is onze gemeente goed in staat geweest om inhoudelijke uitdagingen het hoofd te bieden en verhouden onze apparaatskosten zich nagenoeg met vergelijkbare gemeenten (benchmark). Daarnaast bleek uit de financiële analyse dat ons gevoerde financieel beleid de afgelopen jaren solide en in control was. Wel werd opgemerkt dat we voor toekomst rekening moeten houden met een substantiële financiële opgave veroorzaakt door ontoereikende rijksmiddelen in het sociaal domein. Deze financiële analyse sluit naadloos aan bij de gepresenteerde meerjarenramingen in deze Perspectiefnota.

Nieuwe strategische koers
Uit het gepresenteerde meerjarenperspectief blijkt dat op basis van het ‘realistisch ramen’ (categorie 1 t/m 3) sprake is van een jaarlijks oplopend tekort: €550.000,- (2023) tot €1.696.000,- (2026). Deze tekorten hebben twee belangrijke oorzaken: 1) niet door rijk vergoede meerkosten huishoudelijke ondersteuning vanaf 2024 van ruim €800.000,- per jaar; en 2) nog niet ontvangen en niet berekende arbitragegelden Jeugd vanaf 2023 van ruim €1 miljoen per jaar. 

Deze gepresenteerde cijfers zijn nog exclusief de effecten van de meicirculaire. Ons college is evenwel positief over de effecten van de meicirculaire. De verwachtingen zijn namelijk reëel dat het accres vanwege de doorwerking van de startnota van het nieuwe kabinet leidt tot substantiële extra inkomsten vanaf 2023 (gebaseerd op informatie uit maartbrief). Ook de in de Eerste Kamer terzake aangenomen motie, geeft ons het vertrouwen dat het wel goed komt met het structureel maken van de arbitragegelden Jeugd. Om die reden hebben wij deze gelden in het meerjarenperspectief alvast in de ramingen verwerkt (in rood). Desondanks is dan het tekort van het 'realistisch ramen' nog niet voor alle jaarschijven opgelost. Voor die jaren zijn wij bereid om voor het resterend tekort van het 'realistisch ramen' een jaarlijkse stelpost 'nog te ontvangen rijksmiddelen' op te nemen, in de veronderstelling dat die rijksmiddelen daadwerkelijk in de meicirculaire ontvangen worden. Mochten die rijksmiddelen onverhoopt toch niet binnenkomen, dan hebben we het tekort aan rijksmiddelen zichtbaar gemaakt in onze meerjarenbegroting en gaan we daarmee het gesprek aan met onze financieel toezichthouder (provincie).

Ten aanzien van de eigen beleidswensen (categorie 4) gaat die redenering niet op. Immers, dit betreffen eigen lokale keuzes (o.a. Hof van Cramer), die geen koppeling met rijksmiddelen hebben. Mocht uit de meicirculaire onvoldoende extra middelen overblijven voor deze categorie, dan is ons uitgangspunt dat deze beleidswensen alleen via het principe van ‘oud voor nieuw’ gehonoreerd kunnen worden. Oftewel: als er geen vrij besteedbare gelden zijn, moet er eerst via beleidsombuigingen financiële middelen ter dekking gevonden worden alvorens tot toekenning van die wensen kan worden overgegaan.
Door dit uitgangspunt wordt zowel het nieuwe college (die de uiteindelijke Programmabegroting 2023-2026 opstelt en aan uw raad aanbiedt) als uw raad in de gelegenheid gesteld de omvang en samenstelling van dit wensenmandje te bepalen.