De raad van de gemeente Heerde
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 maart 2019;
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;
gezien de adviezen van de commissie Samenleving;
besluit vast te stellen de Financiële verordening gemeente Heerde 2019 (incl. 1e wijziging).
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepaling
In deze verordening wordt verstaan onder:
- administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;
- afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 2. Programma-indeling
1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.
2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per programma vast.
3. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat tenminste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
4. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra (niet verplichte) paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
1. De begroting en de jaarstukken zijn opgesteld en ingericht conform de geldende BBV-voorschriften.
2. Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s, het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en het overzicht van de overhead de lasten, baten en het saldo per taakveld weergegeven.
3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet en de daarbij behorende kapitaallasten weergegeven. Bij de Perspectiefnota wordt een investeringsoverzicht op hoofdonderdelen opgenomen.
4. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.
Artikel 4. Kaders begroting
1. Het college stelt jaarlijks een Perspectiefnota op en biedt deze ter vaststelling aan de raad aan.
De Perspectiefnota is kaderstellend voor de begroting en bevat tenminste:
• het meerjarenperspectief;
• per programma een uitwerking van de bij- en of aframingen en de ontwikkelingen voor de komende jaren;
• Meerjareninvesteringsplan;
• Financiële kaders.
2. In de begroting wordt jaarlijks een post Onvoorzien van € 50.000,- opgenomen. Het college is bevoegd hieruit overschrijdingen van de geautoriseerde lasten en onderschrijdingen van de geautoriseerde baten uit deze post te dekken tot € 10.000,- per gebeurtenis. Hiervoor wordt de raad bij de voorjaarsnota, najaarsnota en jaarstukken geïnformeerd. De post Onvoorzien wordt alleen gebruikt voor onvermijdbare en onvoorzienbare gebeurtenissen.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma, algemene dekkingsmiddelen, overhead en van onvoorzien en van de taakvelden die hieraan zijn gekoppeld.
2. De budgetten voor de onderhoudskosten gebouwen (niet zijnde de investeringen) mogen als één totaalbudget worden gezien. De eventuele verschuivingen tussen programma’s en producten worden geautoriseerd bij de eerstvolgende voorjaarsnota en najaarsnota.
3. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen zij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.
4. Het college informeert de raad als ze verwacht, dat de lasten van een programma of een prioriteit de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een programma of een prioriteit de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma of de prioriteit, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.
5. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.
6. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.
Artikel 6. Tussentijdse rapportages
1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 4 maanden (voorjaarsnota) en de eerste 9 maanden (najaarsnota) van het lopende boekjaar.
2. De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:
a. De baten en de lasten per programma eventueel uitgesplitst naar taakvelden;
b. Het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen eventueel uitgesplitst naar taakvelden;
c. Een totaaloverzicht van de voorgestelde (budget en/of investering)mutaties en het nieuwe begrotingsresultaat;
d. Een overzicht ‘moties’.
3. In de tussenrapportages worden in ieder geval afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van de programma’s, prioriteiten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000,- toegelicht.
Artikel 7. EMU-saldo
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 8. Overhead
1. Voor de bepaling van de overheadkosten is als uitgangspunt het document ‘Hoofdlijnen vernieuwing BBV’ en de ‘notitie Overhead’ genomen.
2. Onder overhead wordt verstaan: alle kosten die samenhangen met de sturing en ondersteuning van de medewerkers in het primaire proces te weten:
a. Huisvestingskosten (gemeentehuis, gemeentekantoor en gemeentewerf);
b. Facilitaire zaken (portokosten, telefoonkosten, verzekeringskosten, abonnementen, kantoorartikelen etc.);
c. Automatiseringskosten;
d. Salariskosten overheadpersoneel (leidinggevenden, personeel PIOFACH, juristen en Bestuurssecretariaat, lokaal beleid en cafetariamodel);
e. Overige personeelskosten (opleidingskosten, reis- en verblijfskosten, werving & selectie, ARBO, OR, representatiekosten, mobiele telefoonkosten etc.).
3. Het overheadpercentage wordt bepaald door het totaal van de bij lid 2 genoemde overheadkosten te delen door het totaal van de apparaatskosten en vervolgens te vermenigvuldigen met een factor 100 (afgerond op 2 decimalen).
4. Het overheadpercentage wordt jaarlijks bij de begroting vastgesteld en wordt opgenomen in de paragraaf Bedrijfsvoering van de programmabegroting.
5. Voor genoemde zaken in artikel 11 lid 6 worden niet alle overheadkosten meegeteld.
Deze overheadkosten worden bepaald door het totaal van de bij lid 2 genoemde overheadkosten te nemen exclusief:
a. Huisvestingskosten (gemeentewerf);
b. Facilitaire zaken (verzekeringskosten);
d. Salariskosten overheadpersoneel (lokaal beleid en cafetariamodel);
e. Overige personeelskosten (opleidingskosten, reis- en verblijfskosten, werving
& selectie, ARBO, OR, representatiekosten, mobiele telefoonkosten etc.).
6. Dit afwijkende overheadpercentage wordt bepaald door het totaal van de bij lid 2 minus de bij lid 5 genoemde overheadkosten te delen door het totaal van de apparaatskosten en vervolgens te vermenigvuldigen met een factor 100 (afgerond op 2 decimalen).
7. De toeslagen voor de overhead worden bepaald door de onder lid 3 en lid 6 genoemde percentages te vermenigvuldigen met de afdelingsuurtarieven van de afdelingen die belast zijn met het primair proces in het desbetreffende begrotingsjaar. Deze afdelingsuurtarieven worden opgenomen in de paragraaf Bedrijfsvoering van de programmabegroting.
Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa
1. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in 5 jaar afgeschreven.
2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.
3. Voor het afschrijven van de materiële vaste activa met economisch nut worden de methodieken en termijnen gehanteerd zoals vermeld in de bijlage “Afschrijvingstabel” die onderdeel uitmaakt van deze verordening.
4. Eenmaal per jaar, bij de Jaarrekening, wordt er gekeken of lopende investeringen kunnen worden afgesloten. Dit overzicht wordt opgenomen bij de jaarrekening.
5. Investeringen ouder dan 2 jaren worden in principe afgesloten tenzij er zwaarwegende argumenten zijn om dit niet te doen. Het MT bepaalt in dit geval.
6. Investeringen < dan € 100.000,- worden lineair afgeschreven; investeringen > dan
€ 100.000,- worden afgeschreven op annuïteitenbasis.
7. Activa met een verkrijgingprijs van minder dan € 10.000,- worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze uitzonderingen worden altijd geactiveerd.
8. Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Indien
hiervan bij raadsbesluit wordt afgeweken, wordt het actief afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere door de raad aan te geven tijdsduur.
9. Bij het bepalen van de afschrijvingskosten van gemeentelijke gebouwen mag rekening worden gehouden met een restwaarde. Deze restwaarde moet zijn bepaald door een erkend taxateur, tevens moet hiervoor een taxatierapport zijn opgesteld.
Artikel 10. Reserves en voorzieningen
1. In de begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de programma’s/producten plaats.
2. Het college biedt de raad tenminste eens in de 4 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:
a. de vorming en besteding van reserves;
b. de vorming en besteding van voorzieningen.
3. De toevoegingen aan, en onttrekkingen van, de reserve afvalstoffenheffing, reserve afkoopsommen onderhoud graven en voorziening riolering zijn respectievelijk in de jaarrekening verantwoorde overschotten of tekorten van de exploitatiesaldo’s van de hierbij behorende kostendekkende exploitaties. Deze hebben een verplicht bestedingskarakter uitsluitend voor de uitgaven van deze exploitaties.
Artikel 11. Kostprijsberekening
1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering, (kostendekkende) exploitatie of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.
4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead
apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.
5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de Grondexploitatie wordt uitgegaan van het overheadpercentage zoals is bepaald in artikel 8 lid 2 en lid 3. De berekening van het overheadtarief is weergegeven in artikel 8 lid 7.
6. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostendekkende exploitaties reiniging, riolering en begraven en aan de kostprijs van rechten en heffingen en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt uitgegaan van het overheadpercentage zoals is bepaald in artikel 8 lid 5 en lid 6. De berekening van het overheadtarief is weergegeven in artikel 8 lid 7.
7. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen (staat van opgenomen en langlopende geldleningen) op te tellen bij de begroting vooraf vastgestelde gecalculeerde rente van de financieringsbehoefte (geïnvesteerde / te investeren bedragen minus het eigen en vreemd vermogen), en dit vervolgens te delen door 1% van de totale (geraamde) investeringen.
8. Er wordt geen rentevergoeding (bespaarde rente) over de reserves en voorzieningen berekend.
9. In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.
Artikel 12. Prijzen economische activiteiten
1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden, worden tenminste de geraamde kosten plus de geldende opslag voor de overhead in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang > € 5.000,- doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.
2. Bij het verstrekken van leningen, garanties of kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en/of derden worden tenminste de geraamde kosten plus de geldende opslag voor de overhead in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang > € 5.000,- doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening, garantie of kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven die zijn opgenomen in de algemene legesverordening, verordening Onroerende zaakbelasting, verordening Precariobelasting, verordening Rioolheffing, verordening
Afvalstoffenheffing, verordening Begrafenisrechten, verordening Toeristenbelasting, verordening Forensenbelasting, verordening Marktgelden, verordening gymnastieklokalen en verordening sportterreinen.
2. Het college actualiseert jaarlijks bovengenoemde verordeningen en biedt deze ter vaststelling bij de raad aan. De oorspronkelijke verordening wordt, met inachtneming van alle wijzigingen, ingetrokken.
Artikel 14. Financieringsfunctie
1. Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de richtlijnen en kaders in acht zoals opgenomen in de Wet fido en in het door de raad vastgestelde Treasurystatuut.
2. Het college biedt tenminste eens in de 4 jaar een geactualiseerd Treasurystatuut ter vaststelling aan de raad aan.
Hoofdstuk 4. Paragrafen
Artikel 15. Weerstandsvermogen & Risicobeheersing
1. In de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.
Artikel 16. Grondbeleid
1. In de paragraaf Grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college
in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit
begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. Daarnaast:
2. Actualiseert het college tweemaal per jaar het MPG (Meerjaren Prognose Grondexploitaties) en biedt deze ter kennisgeving aan bij de raad.
2. Stelt het college tenminste eens in de 5 jaar een notitie Grondzaken op. De raad stelt deze notitie vast.
Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen
1. In de paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen neemt het college in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. Daarnaast:
2. Stelt het college tenminste eens in de 5 jaar onderhoudsplannen op voor openbaar groen, kunstwerken, speelvoorzieningen en wegenbeheer. De plannen geven het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en
de kosten van het onderhoud. De raad stelt de kwaliteitsvisies van bovengenoemde onderhoudsplannen vast.
3. Biedt het college tenminste eens in de 5 jaar het afvalwaterketenplan aan ter vaststelling aan de raad. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het afvalwaterketenplan vast.
4. Stelt het college tenminste eens in de 5 jaar een onderhoudsplan gebouwen op. De raad stelt dit plan vast.
Artikel 18. Verbonden partijen
1. In de paragraaf Verbonden partijen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel van 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op.
Artikel 19. Lokale heffingen
1. In de paragraaf Lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.
Artikel 20. Financiering
In de paragraaf Financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.
Artikel 21. Bedrijfsvoering
In de paragraaf Bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
Artikel 22. Administratie
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;
b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;
c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;
d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;
e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en
f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.
g. Het verschaffen van informatie aan derden zoals Provincie, Rijk, CBS, Belastingdienst en de gemeentelijke accountant.
Artikel 23. Financiële organisatie
Het college draagt zorgt voor:
a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;
b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;
c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;
d. de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;
e. de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;
f. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de programma’s/producten/taakvelden;
g. het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten. Deze regels zijn door het college vastgelegd in de nota ‘inkoop en aanbestedingsbeleid’;
h. het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en
i. het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.
Artikel 24. Interne controle
1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder
b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
2. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de interne controlefunctie zijn vastgelegd in het interne controle statuut.
Hoofdstuk 6. Slotbepalingen
Artikel 25. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
De Financiële verordening gemeente Heerde 2017 (vastgesteld door de raad op 19 december 2017) wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar 2018.
Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel
1. Deze verordening treedt in werking op 15 april 2019.
2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Heerde 2019 (incl. 1e wijziging).
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 15 april 2019.
De voorzitter,
De griffier,